• Website over de 23 grondrechten in de Grondwet
 

Moeten de nieuwe staatssecretarissen bedanken als Kamerlid?

Er is discussie ontstaan over de vraag of het feit dat de drie nieuwe staatssecretarissen als Kamerlid aanblijven in strijd is met de Grondwet.

Na de verkiezingen van maart 2021 werden de Kamerleden Dilan Yeşilgöz, Steven van Weyenberg en Dennis Wiersma als staatssecretaris benoemd in het demissionaire kabinet-Rutte III. Ze bleven na hun benoeming lid van de Tweede Kamer. De vraag was al snel of zo'n combinatie volgens de Grondwet toegestaan is.

Het antwoord moet gezocht worden in Art. 57 Gw dat gaat over de onverenigbaarheid van functies van Kamerleden en bewindslieden. Lid 2 van het artikel zegt dat een lid van de Staten-Generaal niet tegelijkertijd minister of staatssecretaris kan zijn. In het derde lid wordt daar één uitzondering op gemaakt:
Niettemin kan een minister of staatssecretaris, die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld, dit ambt verenigen met het lidmaatschap van de Staten-Generaal, totdat omtrent die beschikbaarstelling is beslist.

Tot nu toe betekende deze ruimte in de praktijk dat een minister of staatssecretaris die voor of bij verkiezingen demissionair was geworden, en vervolgens als Kamerlid werd gekozen, Kamerlid mocht blijven tot er een nieuw kabinet was.
Maar mag je een Kamerlid benoemen tot 'demissionair staatssecretaris' en vervolgens toestaan dat deze lid van de Tweede Kamer blijft?

In een tussenzin van art 57 lid 3 Gw staat dat het om een bewindsman gaat 'die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld'. Staatsrechtkenner oud-hoogleraar Erik Jurgens zegt hierover in een ingezonden brief in NRC-Handelsblad van 20 augustus 2021:
Dus alleen bewindslieden die op de dag van verkiezingen in het kabinet zaten, mogen beide ambten tegelijk uitoefenen! Dus een later benoemde bewindsman die reeds Kamerlid is, mag dat níét.

Rutte verdedigt het benoemen van de drie nieuwe staatssecretarissen door te verwijzen naar een aanpassing van art. 57 Gw in 1983 die in zijn ogen juist bedoeld zou zijn het mogelijk te maken dat ook later benoemde staatssecretarissen Kamerlid mogen blijven.
Erik Jurgens geeft in zijn ingezonden brief aan het hier volstrekt niet mee eens te zijn:
Ten eerste pleit daartegen de letterlijke tekst. Bovendien pleit daartegen dat in de bestaande tekst uit 1938 de woorden 'ten hoogste drie maanden' zijn geschrapt (omdat de kabinetsformaties toen al zo lang duurden). En dat de tussenzin 'die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld' (oftewel demissionair is geworden) juist aan art. 57 lid 3 is toegevoegd. De nieuwe staatssecretarissen moeten dus subiet bedanken - ofwel als staatssecretaris ofwel als lid van de Kamer - want de Grondwet schrijft dat voor.

Ruim tweehonderd jaar
De incompatibiliteit van Kamerlidmaatschap en ministerschap wil voorkomen dat je als Kamerlid je taak om de ministers te controleren niet kunt uitoefenen. Dit zat al in de allereerste aanzet voor een Nederlandse grondwet, namelijk in het Ontwerp van de Constitutie voor het Bataafsche volk uit juni 1797. Art. 98 in het ontwerp begon met de zinsnede: ‘Iemand van wegen de Republiek, of eenig gedeelte van dezelve, eenig publiek ambt of bediening waarnemende, zal, gedurende den tijd, dat hij Lid van het Wetgevend Lichaam mogt zijn, gehouden worden, van hetzelve afstand gedaan te hebben’.
Sindsdien heeft het voorkomen van dergelijke dubbelfuncties ruim tweehonderd jaar onafgebroken in de opeenvolgende Nederlandse grondwetten gestaan.

Incompatibiliteit in het buitenland
In onze buurlanden wordt verschillend gedacht over de onverenigbaarheid van het ministerschap en het lidmaatschap van het parlement. In Duitsland  mogen leden van de Bondsregering lid zijn van de Bondsdag. Hetzelfde geldt voor het Verenigd Koninkrijk waar de ministers meestal lid van het Lagerhuis of Hogerhuis zijn .

Net als in Nederland kunnen in België en Frankrijk ministers niet tegelijkertijd lid zijn van het parlement. België heeft op dit punt overigens meer geregeld dan Nederland. Daar moeten parlementsleden die minister worden, ontslag nemen, maar als ze hun ministersfunctie neerleggen, mogen ze hun plek in het parlement weer opnemen.

Uitgelicht

Hoe goed kent u de Grondwet?

In het Nederlands Juristenblad van 2 juni 2023 publiceerde Jelle But het artikel ‘Grondwet begrepen door gewone mensen’. Hij doet onderzoek naar de internalisering van het constitutioneel recht.
In het onderzoek geeft 91 procent van de respondenten aan dat ze de Grondwet belangrijk vinden. Zo’n 74 procent zegt de Grondwet ‘op hoofdlijnen’ te kennen, 7 procent denkt de Grondwet ‘goed’ te kennen en 19 procent antwoordt de Grondwet ‘helemaal niet’ te kennen.
Volgens Jelle But zijn de Nederlanders tamelijk zelfverzekerd over hun kennis van de Grondwet. De vraag of de respondenten wisten over wat voor soort normen en waarden het de Grondwet gaat – zonder de exacte inhoud te kennen - antwoordt 89 procent deze te kennen. Maar liefst 42 procent echter geeft aan nooit een artikel uit de Grondwet te hebben gelezen …
(06.08.2023)

Bekijk oude afleveringen Uitgelicht

Pas verschenen

demonstratierecht cov1Herman Tjeenk Willink
Het tij tegen

Minister van Staat Herman Tjeenk Willink ziet op tal van plekken in de Nederlandse samenleving de democratie haperen. In het recente verleden heeft hij er al met enige regelmaat over gepubliceerd. Onlangs verscheen een nieuw boek van zijn hand onder de titel Het tij tegen - De democratische rechtsorde als fundament.
NRC schreef erover: ‘In Het tij tegen stroopt de minister van Staat nog één keer de mouwen op om het land de oren te wassen over onze falende liefde voor de democratische rechtsorde.’
In zijn boek noemt Tjeenk Willink de dominantie van het geld als ijkpunt voor beleid en het denken in termen van management als belangrijke oorzaken van het gebrek aan vertrouwen in de politiek en het wegvallen van het draagvlak onder het overheidshandelen. (19.06.2023)

 

Bekijk overzicht pas verschenen boeken

 

 


Knipoog

Sociaal Contract

Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt mag een nieuwe politieke partij zijn, de wortels van het Sociaal Contract zijn eeuwenoud. Rousseau introduceerde het in 1762 in zijn Du contrat social ou principes du droit politique. Hij schreef dat het recht om zijn stem uit te brengen hem de plicht geeft om zich te verdiepen in zaken van algemeen belang, om er bescheiden aan toe te voegen: ‘Hoe gering mijn invloed daarop ook mag zijn’.

De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk uit 1798 geldt als de eerste ‘echte’ Nederlandse grondwet en was - uiteraard – geïnspireerd door de ideeën van Rousseau. Meteen al in artikel 2 gaat het over het sociaal contract dat aan de basis ligt van de manier waarop de staat is ingericht:
‘Het Maatschappelijk Verdrag wijzigt, noch beperkt, de natuurlijke regten van den Mensch, dan in zoo verre zulks, ter bereikinge van dat oogmerk, noodzaaklijk is.’
(28.08.23)

Bekijk oude afleveringen Knipoog