Website over de 23 grondrechten in de Grondwet

Geschiedenis van de Grondwet

Geschiedenis


DE GRONDWETTEN VAN NEDERLAND

 

Cover 1798 300De eerste ‘echte’ Nederlandse grondwet is de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk uit 1798. Sindsdien zijn er vele nieuwe versies gevolgd en in al die grondwetten zijn de grondrechten van de Nederlandse burgers vastgelegd. Tegenwoordig telt de Grondwet 23 grondrechten. Vroeger waren het er doorgaans veel minder. Nieuwe tijden brachten de Nederlanders nieuwe rechten.

Over de geschiedenis van de Nederlandse grondwet zijn dikke boeken geschreven. Hier vindt u slechts een korte schets. Elders op de site bij de grondwetsartikelen geven we meestal ook een stukje geschiedenis van dat specifieke grondrecht.

 

Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798)

Tegen het eind van de achttiende eeuw stortte de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in. Het systeem dat het land zijn Gouden Eeuw geschonken had, liep krakend vast en de revolutie van 1789 in Frankrijk zorgde indirect voor het laatste zetje. Stadhouder Willem V verdween van het toneel en met hem zijn Oranjeaanhang. De patriotten kregen hun Bataafse Republiek pas enigszins op de rails na de Franse inval van 1795 die een definitieve streep onder de geschiedenis zette.
In 1798 kreeg Nederland zijn Staatsregeling voor het Bataafsche Volk waarin vrijheid, gelijkheid en broederschap - de beginselen van de Franse Revolutie - voorop stonden. Deze eerste Nederlandse grondwet telde maar liefst 308 artikelen. Langer dan deze eerste staatsregeling zou onze grondwet nooit worden en lange tijd ook niet meer zo compleet. Van de 23 grondrechten in onze huidige grondwet kwamen maar liefst 21 al in de een of andere vorm in de eerste staatsregeling voor.
Na de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk volgden in 1801 en 1805 twee nieuwe staatsregelingen en in 1806 kwam de Constitutie voor het Koningrijk Holland, de tijd van koning Lodewijk Napoleon.

 

Cover 1814 300Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1815)

Op 30 november 1813 werd op het strand van Scheveningen de prins van Oranje feestelijk binnengehaald. Enkele dagen haalde hij zijn tegenstanders, die het bewind van zijn vader nog niet vergeten waren, de wind uit de zeilen door te verklaren alleen bereid te zijn de soevereiniteit te aanvaarden als een grondwet de rechten van de burgers van het land zou beschermen.
Bij het maken van de nieuwe grondwet was de vraag in hoeverre de toestand van vóór de komst van de Fransen hersteld zou moeten worden. Gijsbert Karel van Hogendorp had een schets van een nieuwe grondwet gemaakt, naar zijn zeggen door waar mogelijk vast te houden aan gewoonten en instituties waar het Nederlandse volk zo aan gehecht was. Spoedig was duidelijk dat niemand terug wilde naar het provincialisme van de Republiek. Het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden dan ook sterk op de eenheidsstaat die de Fransen hier geïntroduceerd hadden.
Op 29 maart 1814 kreeg Nederland zijn nieuwe grondwet toen 448 van de 474 aanwezige notabelen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam voor de nieuwe grondwet stemden. De volgende dag werd de prins van Oranje als koning Willem I ingehuldigd.
De grondwet zorgde voor een nieuwe volksvertegenwoordiging met de oude naam Staten-Generaal, maar de macht van het parlement was beperkt. Koning Willem I was staatshoofd en minister-president tegelijk, zijn ministers waren - zoals het woord letterlijk zegt – de dienaren van de koning. ‘Een monarchie getemperd door een constitutie’, in de woorden van koning Willem I zelve.
De grondrechten zelf kwamen er in deze nieuwe grondwet nogal bekaaid van af vergeleken met de vorige constituties, want er stonden slechts drie grondrechten in: de onafhankelijke rechtspraak, de bestaanszekerheid ('het armbestuur en de opvoeding der arm-kinderen') en door de overheid bekostigd openbaar onderwijs.

Het jaar daarop werd Nederland verenigd met België en werd de nog maar een jaar oude Grondwet van 1814 vanwege de noodzakelijke staatkundige veranderingen vervangen door de Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden. Belangrijk nieuw artikel in de Grondwet van 1815 werd art. 4:
Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hetzij ingezetenen of vreemdelingen, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.
Het is vele edities van de grondwet als art. 4 blijven staan. Pas in de huidige Grondwet van 1983 kwam het als art. 1 Gw te staan met een nadrukkelijk verbod op discriminatie.

 

Cover 1848 300Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848)

In Parijs, Wenen en Berlijn brak in februari en maart 1848 de revolutie uit en overal in Europa leek de gevestigde orde te wankelen, ook in Nederland. Het waren voornamelijk burgers die in verzet kwamen tegen autocratische vorsten en voor zichzelf rechten opeisten.
Vanaf zijn aantreden in 1840 werd koning Willem II geconfronteerd met de erfenis van zijn koppige en autoritaire vader ’koopman-koning’ Willem I. De opkomende liberale beweging onder aanvoering van Johan Rudolph Thorbecke en Dirk Donker Curtius pleitte voor een herziening van de grondwet die de burgers meer invloed zou geven ten koste van de macht van de koning.
Onder invloed van de revoluties over de grens verklaarde Willem II op 13 maart 1848 te zullen instemmen met een vergaande herziening van de grondwet. ‘Gij ziet voor u een man die in 24 uur van zeer conservatief tot zeer liberaal geworden is’, aldus de koning.
Enkele dagen later zaten Thorbecke en Donker Curtius in de commissie die de nieuwe constitutie moest voorbereiden. Zonder noemenswaardige tegenstand kreeg Nederland op 3 november 1848 een - vergeleken met de omringende landen - radicaal liberale grondwet.
De nieuwe Grondwet van 1848 bracht voor het eerst rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer. Kiesrecht hadden vooralsnog alleen mannen en dan ook nog alleen degenen die meer dan een  bepaald bedrag per jaar aan belastingen betaalden. In het nieuwe parlementaire stelsel waren de ministers voortaan zelf politiek verantwoordelijk voor hun optreden. Ze waren alleen verantwoording verschuldigd aan het parlement, het staatshoofd was voortaan onschendbaar. Volgens de grondwet waren ministers geen dienaren meer van de koning, maar waren ze zelf verantwoordelijk. Ze konden niet aanblijven als ze geen steun in het parlement meer hadden.

  • De Grondwet van 1848 kende in art. 3 een algemene bepaling die begon met:
    Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hetzij ingezetenen of vreemdelingen, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.
  • Een bijzondere nieuwe bepaling in 1848 was art. 10 over de vrijheid van vergadering. Vóór die tijd was het verboden om zonder toestemming vergaderingen van meer dan twintig personen te organiseren. Het nieuwe artikel bleek belangrijk voor de organisatie van de Nederlandse politiek.
  • De vrijheid van godsdienst kreeg in de artikelen 164 tot en met 170 vorm. Tot dan toe moest de regering bijvoorbeeld pauselijke verordeningen vooraf goedkeuren voor ze mochten worden afgekondigd. De nieuwe grondwet zou een belangrijke bijdrage leveren aan de katholieke emancipatie. Reeds in 1853 werd in Nederland de bisschoppelijke hiërarchie hersteld.
  • De vrijheid van onderwijs omvatte behalve bepalingen over het aanbieden van openbaar onderwijs in art. 194 ook de mogelijkheid voor burgers om zelf onderwijs te organiseren:
    Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezigt der overheid, en bovendien, voor zoover het middelbaar en lager onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid des onderwijzers.

 

Cover 1917 300Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1917)

De Grondwet van 1848 gaf de gegoede burger een stem in de Nederlandse politiek. In de loop van de jaren die erop volgden, kwamen steeds meer Nederlanders voor hun rechten op. Aanvankelijk waren het met name het protestantse en het katholieke deel van de bevolking die een plek onder de zon opeisten. Beide groepen vonden elkaar in een gezamenlijke eis om de staat ook het bijzonder onderwijs te laten subsidiëren. Het veroorzaakte een scheiding van geesten die na verloop van tijd de schoolstrijd ging heten.
Later werd het nog drukker op het politieke toneel dankzij de emancipatiebeweging van arbeiders en vrouwen . De politieke strijd in Nederland spitste zich aan het eind van de negentiende eeuw toe op het algemeen kiesrecht en het algemeen vrouwenkiesrecht.
In 1887 werd voor het eerst na 1848 een uitbreiding van het kiesrecht via een grondwetswijziging gerealiseerd. Dit nieuwe art. 80 wordt vaak het caoutchouc-artikel genoemd (caoutchouc = rubber):
De leden der Tweede Kamer worden regtstreeks gekozen door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders, die de door de kieswet te bepalen kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand bezitten (…).

Deze enigszins vage omschrijving van het kiezersvolk zorgde ervoor dat in de jaren die erop volgden, het percentage kiesgerechtigde mannen tussen 1890 en 1910 kon groeien van 14 naar 65 procent van de volwassen mannen.
 De volgende stap was het opnemen  van het algemeen kiesrecht voor alle Nederlandse mannen van 23 jaar en ouder in in de Grondwet van 1917. Er kwam echter nog geen algemeen kiesrecht, want vrouwen kregen op dat moment nog niet direct het actief kiesrecht. Wel werd het vrouwenkiesrecht in 1917 al wel grondwettelijk mogelijk gemaakt in een wijziging van art. 80:
De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkend, die den door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt en door de vrouwelijke ingezetenen, die aan gelijke voorwaarden voldoen, indien en voor zoover de wet haar, niet uit hoofde van aan het bezit van maatschappelijken welstand ontleende redenen, kiesbevoegd verklaart.

Vijf jaar later werden in de grondwetswijziging van 1922 de laatste plooien met betrekking tot het algemeen vrouwenkiesrecht gladgestreken. De nieuwe Grondwet van 1917 maakte ook een eind aan de schoolstrijd. Een nieuw art. 192 realiseerde de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. De inhoud van dit artikel komt in grote lijnen overeen met art. 23 in de Grondwet van 1983.

 

Cover 1987 300Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1983)

De jaren zestig zetten de Nederlandse samenleving op haar kop. Overal kwamen jongeren in opstand, burgers eisten meer invloed op het nogal elitair opererende bestuur en grote onzekerheid sloop de Nederlandse politiek binnen. Moest een burgemeester eigenlijk niet door de inwoners van de gemeente worden gekozen? Was het niet gek dat het staatshoofd de formateur benoemde? De nieuwe politieke partij D66 maakte furore dankzij haar vergaande ideeën over de democratisering van de samenleving.
In 1967 benoemde de regering een staatscommissie onder voorzitterschap van oud-premier Jo Cals en hoogleraar staatsrecht André Donner om een advies uit te brengen over een algehele grondwetsherziening. Hun eindrapport verscheen weliswaar in 1971, maar het duurde uiteindelijk tot 17 februari 1983 voor de besluitvorming rond een nieuwe grondwet een feit was.
Bij de voorbereiding van de grondwetswijziging werden door regering en Tweede Kamer maar liefst 38 wetsvoorstellen ingediend waarvan het overgrote merendeel uiteindelijk in de Grondwet van 1983 terechtkwam.
Een niet onbelangrijk deel van de grondwetsherziening van 1983 was cosmetisch van aard. De redactie van een groot deel van de teksten werd gemoderniseerd en flink wat overbodig geachte artikelen verdwenen. De 23 grondrechten kwamen bij elkaar in Hoofdstuk 1 van de Grondwet van 1983 te staan.
Voor het eerst kreeg de Grondwet in de vorm van art. 1 Gw een algemene antidiscriminatiebepaling die het uit 1815 stammende art. 4 verving. Ook nieuw in 1983 was art. 11 Gw waarin het recht op de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam werd vastgelegd. Verder werden in de art. 19-22 Gw vier sociale grondrechten aan de klassieke grondrechten toegevoegd.
Na vele jaren van voorbereiding had Nederland in 1983 een nieuwe grondwet die weer even mee kon, verwachtte de politiek. Hoewel… Sinds 1983 is de Grondwet al weer acht keer aangepast en op dit moment liggen er al weer de nodige voorstellen om hem aan de eisen van nu te laten voldoen.

 

Alle grondwetswijzigingen op een rijtje

Het schema hieronder laat laat zien hoe lang de huidige 23 grondrechten al in oudere grondwetten voorkomen.
De oranje kleur geeft aan wanneer er een inhoudelijke wijziging ten opzichte van de vorige versie aangebracht is. Een belangrijk deel van deze wijzigingen vindt u elders op de site bij de 23 grondrechten besproken.

Bekijk het schema als pdf.

 

Schema wijziging grondrechten 2023 02

 Overzicht grondwetten

  • Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798)
  • Staatsregeling des Bataafschen Volks (1801)
  • Staatsregeling des Bataafschen Volk (1805)
  • Constitutie voor het Koningrijk Holland (1806)
  • Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden (1814)
  • Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1815)
  • Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840)
  • Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848)
  • Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1887)
  • Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1917)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1938)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1948)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1953)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1956)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1963)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1972)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1983)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1987)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1995)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1999)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (2000)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (2002)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (2005)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (2006)
  • Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (2008)

Uitgelicht

Het kan wéér gruwelijk mis gaan

De risico’s die tot het Toeslagenschandaal hebben geleid, zijn niet verdwenen, stelde voorzitter Van Nispen van de enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening:vast bij de presentatie van hun eindrapport Blind voor mens en recht:
De blindheid voor mensen en voor hun rechten is er nog steeds. Een indringende constatering is dan ook dat het wéér gruwelijk mis kan gaan. Dit kan morgen weer gebeuren, zo lang de overheid zich niet aan de eigen wetten houdt. Zo lang grondrechten niet worden gerespecteerd, waarborgen ontbreken en rechtsstatelijk handelen niet dagelijks in praktijk wordt gebracht. Zo lang geen invulling wordt gegeven aan macht en tegenmacht. Zo lang de staatsmachten blind blijven voor mens en recht. Zo lang blijft het risico bestaan dat mensen door overheidshandelen worden vermorzeld. Dat kan ieder van ons overkomen.

 

Bekijk oude afleveringen Uitgelicht

Nieuw verschenen

gogel

Jan Postma
Alexander Gogel (1765-1821)
Grondlegger van de Nederlandse staat

Alexander Gogel was een overtuigd patriot en maakte snel carrière in de Bataafse Republiek en de Franse tijd. Hij staat bekend als de man die het nieuwe financiële systeem van de Bataafse eenheidsstaat organiseerde. Ook was Gogel betrokken bij het opstellen van de Staatsregeling van 1798. Jan Postma schreef enige tijd geleden al weer een lijvige biografie van Alexander Gogel waarin hij hem vanwege zijn verdiensten als ‘Grondlegger van de Nederlandse staat’ bestempelt.
Postma beschrijft Alexander Gogel onder andere als strijdbaar voorstander van de afschaffing van de gilden. Gelijkheid betekende voor Gogel ook een vrije toegang tot alle beroepen. Opmerkelijk was zijn betrokkenheid bij de Nationale Konst-Gallery, de voorloper van het huidige Rijksmuseum. De basis van de collectie vormde de verbeurd verklaarde collectie van voormalig stadhouder Willem V.
(26.10.2023)

Bekijk overzicht nieuwe boeken

Knipoog

Zekerheid en bescherming

In 1798 kreeg Nederland zijn Staatsregeling voor het Bataafsche Volk waarin vrijheid, gelijkheid en broederschap - de beginselen van de Franse Revolutie - voorop stonden. Van de 23 grondrechten in de Grondwet kwamen maar liefst al 21 in de een of andere vorm in deze eerste staatsregeling voor.
In onze ingewikkelde maatschappij komen de spelregels van de Bataafse Republiek verrassend eenvoudig over. Neem artikel L over de manier waarop de staat met vreemdelingen moet omgaan:
‘De Maatschappij ontvangt alle Vreemdelingen, die de weldaaden der vrijheid vreedzaam wenschen te genieten, in haar midden, verleenende denzelven alle zekerheid en bescherming.’
(25.10.23)

Bekijk oude afleveringen Knipoog