De wet regelt wie Nederlander is en wie hier wordt toegelaten. Uitlevering aan een ander land is alleen mogelijk als er met dat land een verdrag is.
Iedereen heeft het recht het land te verlaten, behalve als de wet dat verbiedt.
TEKST GRONDWET
100000 | De wet regelt wie Nederlander is. |
2 | De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen. |
3 | Uitlevering kan slechts geschieden krachtens verdrag. Verdere voorschriften omtrent uitlevering worden bij de wet gegeven. |
4 | Ieder heeft het recht het land te verlaten, behoudens in de gevallen bij de wet bepaald. |
ALGEMENE TOELICHTING
Opdracht aan de regering
De wetgever is in dit grondwetsartikel niet erg concreet. Er staat bijvoorbeeld niet waaraan de wet die in het artikel genoemd wordt, zou moeten voldoen. Je kunt het vooral zien als een opdracht aan de regering om wetten te maken. Alleen het vierde lid zou je tot de ‘echte’ klassieke grondrechten kunnen rekenen. Klassieke grondrechten beschermen de burger tegen het optreden van de overheid.
Art. 2 Gw is een moeilijk artikel in een multiculturele samenleving waar voortdurend sprake is van een zekere spanning tussen het behoud van je eigen identiteit en de wens (of plicht!) tot integratie. Denk aan de discussie over de dubbele nationaliteit die regelmatig in de Nederlandse politiek oplaait.
In de Grondwet wordt op allerlei plaatsen onderscheid gemaakt tussen degenen waar de wet zich op richt. Zo staat in lid 4 van dit artikel 'een ieder', terwijl bijvoorbeeld art. 3 Gw het heeft over 'alle Nederlanders' en er in art. 4 Gw gesproken wordt van 'iedere Nederlander’.
In veel gevallen moet je om aanspraak te kunnen maken op grondrechten Nederlands staatsburger zijn. Dan staat er in de grondwetstekst 'iedere Nederlander' of 'alle Nederlanders'.
TOELICHTING OP ONDERDELEN
Lid 1 'Wie Nederlander is'
Het Nederlanderschap is voorwaarde om aanspraak te maken op grondrechten als art. 3, art. 4, art. 19 lid 3 en art. 20 lid 3 Gw. Het kent trouwens ook verplichtingen, zoals art. 97 en art. 98 Gw.
- Naturalisatie wordt geregeld in de de Rijkswet op het Nederlanderschap uit 1984. Onderdelen van deze wet die gaan over naturalisatie, zijn daarna enkele malen aangepast. De wet zegt dat je Nederlander wordt door geboorte uit een Nederlandse vader of moeder, door adoptie en door naturalisatie. (Pas in 1984 werd de moeder naast de vader in de tekst opgenomen.)
- De Wet inburgering uit 2006 kent een inburgeringsplicht. Het krijgen van een verblijfsvergunning is afhankelijk van een inburgeringsexamen waarin degenen die Nederlander willen worden, op hun kennis van de Nederlandse taal en samenleving getoetst worden.
- Sinds juni 2016 biedt de Paspoortwet uit 1991 de mogelijkheid om Nederlanders het paspoort af te pakken als ze zich in het buitenland schuldig gemaakt hebben aan terroristische activiteiten
(Zie hieronder bij ACTUEEL het artikel Intrekken Nederlanderschap bij jihadisten).
Lid 2 'Toelating en uitzetting van vreemdelingen'
De wet waarover in lid 2 wordt gesproken, is de Vreemdelingenwet uit 2000. Er is geen regeling voor toelating en uitzetting (niet te verwarren met uitleveren) van Nederlanders.
Bij het uitzetten van vreemdelingen toetst de rechter de voorgenomen uitzetting. Hij zal de uitzetting ook toetsen aan mensenrechten, zoals het recht op gezinsleven dat in art. 8 EVRM is verwoord. Op grond van dit artikel zal de rechter uitzetting niet toestaan als de rest van het gezin in ons land woont.
Lid 3 'Uitlevering slechts krachtens verdrag'
Het derde lid maakt het mogelijk dat Nederlanders in bepaalde gevallen toch aan een buitenland kunnen worden uitgeleverd. Dit is geregeld in de Uitleveringswet van 1967. Deze wet zegt dat Nederland een Nederlander kan uitleveren als aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:
- Er moet met het betrokken land een uitleveringsverdrag gesloten zijn.
- De uitlevering vindt alleen plaats met uitdrukkelijke toestemming van de minister van Justitie.
- De vrijheidsstraf die in het ander land wordt opgelegd, moet in ons land mogen worden uitgezeten.
- Op het vergrijp moet niet alleen in ons land maar ook in het andere land een gevangenisstraf van minstens één jaar staan.
Uitlevering van een Nederlander naar een ander land vindt in elk geval niet plaats als:
- Thema's als godsdienst, levensovertuiging, hoge leeftijd, jeugdige leeftijd, gezondheid en politiek een rol in het proces spelen.
- In het vragende land de doodstraf zou kunnen worden opgelegd.
Met andere woorden: Een Nederlander kan worden uitgeleverd aan een ander land als hij of zij daar een strafbaar feit gepleegd heeft waar een gevangenisstraf van meer dan één jaar op staat, en dat niet valt onder een van de eerder genoemde categorieën.
Lid 4 'Recht land te verlaten'
Het recht om het land te verlaten wordt ook wel het ‘paspoortrecht’ genoemd. De meest toegepaste uitzonderingsregel hierop geldt voor mensen met een belastingschuld of openstaande boetes. Wie een boete heeft openstaan, loopt de kans deze op Schiphol alsnog te moeten betalen.
Internationaal zijn er afspraken gemaakt over het verlaten van het eigen land in het Verdrag van New York en het Europees verdrag inzake de nationaliteit.
ACTUEEL
INTREKKEN NEDERLANDERSCHAP JIHADISTEN
Sinds juni 2016 biedt de Paspoortwet de minister in verband met de nationale veiligheid de mogelijkheid om zonder voorafgaande veroordeling het Nederlanderschap van jihadisten met een dubbele nationaliteit in te trekken. Zo wordt het mogelijk om het Nederlanderschap in te trekken zodra iemand zich aansluit bij een groepering die op een lijst met terroristische organisaties.
Na het intrekken van het Nederlanderschap wordt de persoon in kwestie tot ongewenst vreemdeling verklaard en wordt het voor hem of haar onmogelijk om legaal naar Nederland terug te keren. De wet verplicht de minister na vier weken de rechtbank over het intrekkingsbesluit te informeren als de persoon in kwestie zelf geen beroep heeft aangetekend. Dit betekent dat de rechter altijd zijn oordeel over de zaak kan geven.
NEDERLANDS VLUCHTELINGENBELEID
De hoofdregel is dat een kind Nederlander is als ten tijde van de geboorte de vader of de moeder Nederlander was. In heel veel andere landen geldt deze regel ook. Van der Pot merkt hierover op pag. 228 van zijn beroemde Handboek Nederlands staatsrecht (16de druk): ‘Dan begrijpt ieder de gevolgen’.
De praktijk laat zien dat er in Nederland rond het begrip vreemdeling zoveel in beweging is dat niet voor een zwaar wetgevingstraject gekozen wordt, maar dat men liever met circulaires werkt. Hier gaat dan bijvoorbeeld om zaken als verblijfsvergunningen, status en asiel, verdragsvluchtelingen, humanitaire vluchtelingen en de rechtsbescherming van vluchtelingen.
Veranderingen in het Nederlandse vluchtelingenbeleid worden vaak geïnspireerd door het internationale recht.
JURISPRUDENTIE
UITLEVERING HOLLEEDER EN VAN HOUT DOOR FRANKRIJK
Welke vrijheid heeft Nederland om zelf nadere voorschriften te maken voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Bovendien is de vraag hoe lang landen dit soort regels nog autonoom kunnen maken.
Een bekend en berucht voorbeeld is de uitlevering van Willem Holleeder en Cor van Hout voor de Heineken-ontvoering door Frankrijk aan Nederland. Het uitleveringsverdrag van Nederland met Frankrijk was op het moment van aanhouding in februari 1984 in Parijs onvoldoende om beide heren aan Nederland uit te leveren. Het verouderde verdrag die nog uit 1895 stamde, hield in dat ze alleen veroordeeld konden worden op grond van schriftelijke bedreiging en niet voor afpersing en ontvoering. Dat betekende dat hun maximale straf slechts vier jaar zou zijn en geen twaalf jaar en daar wilde Nederland niets van weten.
Na maandenlange juridische onderhandelingen achter de schermen nam toenmalig minister van Justitie Frits Korthals Altes een opmerkelijke beslissing: hij trok het uitleveringsverzoek in. Daarmee zadelde hij Frankrijk met een groot juridisch probleem op. Omdat er geen uitleveringsverzoek meer lag, werden Holleeder en Van Hout tot ongewenst vreemdeling verklaard. Zonder geldig paspoort konden ze echter geen kant op.
Uiteindelijk hebben de Fransen meer dan twee jaar met het duo in hun maag gezeten tot Holleeder en Van Hout alsnog konden worden uitgeleverd. De heren werden al die maanden ondergebracht in hotels waar ze huisarrest kregen. Ze werden in februari 1986 overgebracht naar Guadeloupe, vervolgens naar het Franse deel van Sint-Maarten om enkele maanden later via Guadeloupe weer naar Frankrijk terug te keren.
Ruim twee jaar na hun arrestatie kon Nederland op grond van een nieuw uitleveringsverdrag Frankrijk voor de tweede keer om uitlevering van Holleeder en Van Hout vragen, waarna ze opnieuw in een Franse gevangenis kwamen te zitten. Het uitleveringsverzoek werd ingewilligd en het tweetal werd op 31 oktober 1986 na 2,5 jaar aan Nederland uitgeleverd. De rest van het verhaal is bekend.
STAATSSECRETARIS MOCHT NEDERLANDERSCHAP 'UITREIZIGERS' INTREKKEN
Uit uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat staatssecretaris Ankie Broekers-Knol van Justitie en Veiligheid het Nederlanderschap van zes zogeheten uitreizigers naar Syrië mocht intrekken. De staatssecretaris had volgens de Raad van State voldoende gemotiveerd dat betrokkenen zich hadden aangesloten een terroristische organisatie.
Op 11 maart 2017 is de Rijkswet op het Nederlanderschap zo gewijzigd dat de Nederlandse nationaliteit kan worden ingetrokken als iemand zich aansluit bij een groepering die op een lijst van terroristische organisaties staat. Die wetswijziging had geen terugwerkende kracht.
De staatssecretaris moest dus aantonen dat de betrokkene op of na 11 maart 2017 bij een dergelijke organisatie was aangesloten.
De Afdeling bestuursrechtspraak stelde in het vonnis vast dat de staatssecretaris voor deze zes uitreizigers voldoende heeft gemotiveerd dat zij na 11 maart 2017 nog waren aangesloten bij verschillende terroristische organisaties. Drie van hen bij verstek zijn veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie. De andere drie uitreizigers waren weliswaar niet in Nederland veroordeeld, maar over hen kon de staatssecretaris zogeheten individuele ambtsberichten van de AIVD overleggen waaruit hun lidmaatschap van een terroristische organisatie bleek.
- Uitspraak Raad van State (31.03.2021)
EUROPEES RECHT
Vooraf
- Staatsrechtelijk is de Nederlandse wetgeving inclusief Grondwet ondergeschikt aan het Europees recht. Mochten Nederlandse wetten de burger echter méér garantie bieden, dan heeft hij aanspraak op de meest vergaande bescherming, in dit geval van de Nederlandse wet. Lees meer over de relatie tussen Grondwet en Europese grondrechten en de manier waarop de rechter daarmee om gaat.
- De integrale teksten van de verdragen en andere regelgeving hieronder vindt u bij de downloads.
Verdrag Europese Unie en VWEU
- Art. 9 VEU en art. 20-21 VWEU Deze drie artikelen regelen het burgerschap van de Unie inclusief de rechten van de burgers. Als iemand de nationaliteit van een lidstaat bezit, is hij burger van de Europese Unie en mag hij zich vrij verplaatsen en verblijven op het grondgebied van alle lidstaten.
Handvest Grondrechten Europese Unie
- Art. 18 Hv: Recht op asiel
- Art. 19 Hv: Geen verwijdering, uitzetting en uitlevering naar 'risico'-landen (kans op martelen, doodstraf enzovoort.)
- Art. 45 Hv: Vrijheid van verkeer en verblijf
Europees Verdrag Rechten van de Mens
- Art. 3 Protocol 4 EVRM: Uitsluiting van het uitzetten van eigen onderdanen
- Art. 4 Protocol 4 EVRM: Collectieve uitzettingen zijn niet toegestaan
- Art. 5 Protocol 4 EVRM: Uitzonderingen